dinsdag 15 maart 2011

spreekbeurt

wil je een spreekbeurt houden over

Ontdekking van planetaire ringen

 dan is dit je kans!

          


De ringstructuur rond Saturnus werd reeds in 1610 door Galileo Galilei ontdekt als twee 'flanken' rondom Saturnus. In 1655 stelde Christiaan Huygens met de verbeterde telescooptechniek vast dat deze 'flanken' eigenlijk een ring rond de planeet waren. Huygens beschreef een dunne platte ring die de planeet nergens raakte. Deze waarnemingen werden bevestigd en later aangevuld door Giovanni Domenico Cassini, die in 1675 de Cassinischeiding ontdekte: de donkere scheiding tussen de A- en de B-ring van Saturnus.
Onder andere door het bezoek van Voyager 1 en Voyager 2 aan Saturnus is het ringenstelsel van Saturnus inmiddels gedetailleerd in kaart gebracht. Het ringenstelsel blijkt te bestaan uit meer dan 100 000 kleine afzonderlijke ringen met smalle, lege afscheidingen ertussen. De dikte van de ringen varieert van minder dan 1 kilometer voor de kleinere ringen tot ongeveer 1000 kilometer voor de E-ring. De ringen bestaan uit ijs- en meteorietdeeltjes.
Een eerdere ontdekking van Voyager 1 was dat ook Jupiter enkele (dunne) ringen bezit. Het ringenstelsel van Jupiter bestaat eveneens uit verschillende afzonderlijke ringen. De belangrijkste ring heeft een breedte van ongeveer 6500 km en een dikte van minder dan 10 km. Waarschijnlijk is het materiaal in de ringen van Jupiter afkomstig van verschillende maantjes zoals Adrastea en Metis.
De ringen van Uranus zijn vanaf de aarde ontdekt door het bestuderen van passages van Uranus voor heldere sterren langs en zijn in 1986 voor het eerst van dichtbij bestudeerd door Voyager 2. Ook de relatief donkere ringen van Neptunus zijn vanaf de aarde ontdekt, maar de structuur van het ringenstelsel werd pas duidelijk na het bezoek van Voyager 2 aan Neptunus.

maandag 14 maart 2011

gastenboek

als je in mijn gastenboek wilt komen.
dan klik je op Teken mijn gastenboek. staat onder mij.

Teken mijn gastenboek
de zon.

De Zon is de ster waar de Aarde omheen draait en het helderste object aan de hemel. De Zon is een gele dwerg, een ster uit de middelgrote klasse.
Ze is met een gemiddelde massa van zo'n 1,989x1030 kg (1989 quadriljoen ton) verreweg het zwaarste object in ons zonnestelsel. De Zon bevat 99,86% van de massa van ons volledige zonnestelsel. Deze massa bestaat voornamelijk uit waterstof, in de buitenste lagen zo'n 91 molprocent of 70 massaprocent. Het andere veelvoorkomende element is helium, zo'n 9 molprocent of 28 massaprocent. In het centrum van de Zon, waar door kernfusiewaterstof wordt omgezet in helium, is het gehalte aan waterstof vermoedelijk lager (35 massaprocent) en dat aan helium hoger (63 massaprocent).
In de Griekse en Romeinse mythologie stond de Zon voor de godenHelios en Sol.[1] Het symbool voor de Zon is een cirkel met een stip in het midden: Sun symbol.svg
Vroeger werd de Zon als planeet gezien, toen men nog dacht dat de Zon rond de Aarde draaide (zie geocentrisme[2]). Voor zover we weten was de Griekse astronoom Aristarchus van Samos, de eerste die op grond van redeneringen veronderstelde dat de Zon het middelpunt van de "kosmos" was, maar zijn leer werd verworpen ten gunste van die van Plato en Aristoteles. 500 jaar later werd de theorie van Plato en Aristoteles aangepast door Ptolemaeus. Pas in de 17e eeuw werd het heliocentristische model, zoals uitgewerkt door Copernicus, algemeen erkend.





venus.

Venus is vanaf de zon gezien de tweede planeet van ons zonnestelsel. De planeet is vernoemd naar Venus, de Romeinse godin van de liefde. Vanaf Aarde gezien is Venus op de zon en de maan na het helderste object aan de hemel. Vanwege het feit dat Venus net als Mercurius een binnenplaneet is en daarom vanaf de aarde gezien altijd betrekkelijk dicht bij de zon staat, is Venus alleen zichtbaar gedurende een ½ à 4 uur na zonsondergang of vóór zonsopkomst. Daarom wordt Venus ook wel de avondster of morgenster genoemd.
Venus is een terrestrische planeet en ze heeft ongeveer dezelfde grootte, massa en samenstelling als de Aarde. Venus heeft de dichtste atmosfeer van alle lichamen in het zonnestelsel. Die atmosfeer bestaat voornamelijk uit koolstofdioxide. Een dikke laag wolkenvan zwavelzuur omringt de planeet, zodat het oppervlak vanuit de ruimte niet te zien is. De dikke atmosfeer vormt een sterk isolerende laag die voor een extreem sterk broeikaseffectzorgt. Vanwege de hoge temperatuur aan het oppervlak is er op Venus geen vloeibaar water mogelijk; als dit ooit aanwezig geweest is, is het verdampt en daarna aan de zwaartekracht van de planeet ontsnapt. Venus is een vulkanisch actieve planeet, maar in tegenstelling tot de Aarde komt er geen platentektoniek voor.

de aarde.
De Aarde (soms de wereld of Terra genoemd) is vanaf de Zongezien de derde planeet van ons zonnestelsel. Hierin behoort ze tot de naar haar genoemde "aardse planeten", waarvan ze zowel quamassa als qua volume de grootste is. Op de Aarde komt leven voor: ze is de woonplaats van miljoenen soorten organismen.[1] Of ze daarin alleen staat is onduidelijk, maar in de rest van het heelal zijn tot nog toe nergens sporen van leven, nu of in het verleden, gevonden. Radiometrische dateringen hebben uitgewezen dat de Aarde 4,57 miljard jaar geleden is ontstaan[2] en het leven maximaal 1 miljard jaar daarna.[3] Sinds het ontstaan van leven op Aarde heeft de biosfeer (het leven) de aardatmosfeer zuurstofrijk gemaakt, zodat aerobe organismen er kunnen overleven, en de ozonlaag kon ontstaan. Die beschermt het aardoppervlak tegen schadelijkeultravioletstraling, zodat leven op het land mogelijk is.[4]
Het aardoppervlak is voor 71% bedekt met water in de vorm vanzeeën en oceanen, de rest bestaat uit continenten en eilanden. Water is noodzakelijk voor het overleven van alle bekende levensvormen.
De lithosfeer, de buitenste laag van de vaste Aarde, is verdeeld in een aantal rigide platen of schollen, die op een geologische tijdschaal (over miljoenen jaren) langzaam over het aardoppervlakbewegen. Deze beweging veroorzaakt de vorming van gebergten envulkanisme. Onder de lithosfeer bevindt zich de langzaamconvecterende aardmantel. De stroming in de mantel veroorzaakt de bewegingen van de platen en vulkanisme aan het aardoppervlak. Onder de mantel bevinden zich een vloeibare buitenkern (waarin hetaardmagnetisch veld wordt opgewekt) en een vaste binnenkern. Dit magnetisch veld beschermt het leven tegen de zonnewind enkosmische straling.
De Aarde draait om de Zon in dezelfde tijd dat ze 366,26 maal om haar eigen as draait. Deze tijdsduur wordt een siderisch jaargenoemd. Omdat de rotatie van de Aarde om haar as en de baan van de Aarde om de Zon dezelfde richting volgen (vanaf de noordpool gezien tegen de wijzers van de klok in) is de lengte van het jaar in zonnedagen gemeten precies één dag korter, namelijk 365,26 dagen.
De aardas maakt een hoek van 23,439281° met het vlak waarin de aardbaan ligt, wat de seizoenen veroorzaakt. De Aarde heeft éénnatuurlijke satelliet, de Maan, die vlak na de vorming van de Aarde moet zijn ontstaan. De aantrekkingskracht van de Maan veroorzaaktgetijden in de oceanen, stabiliseert de hellingshoek van de aardas en doet de rotatiesnelheid van de planeet langzaam afnemen.

mars.
Mars is vanaf de zon geteld de vierde planeet van ons zonnestelsel, om de zon draaiend in een baan tussen die van de Aarde en Jupiter. De planeet is kleiner dan de Aarde en met een (maximale)magnitude van -2,9 minder helder dan Venus en meestal minder helder dan Jupiter. Mars wordt wel de rode planeet genoemd maar is in werkelijkheid eerder okerkleurig. De planeet is vernoemd naar de Romeinse god van de oorlog. Mars is makkelijk met het blote oog te zien, vooral in de maanden rond een oppositie. 's Nachts is Mars dan te zien als een heldere roodachtige "ster" die evenwel door zijn relatieve nabijheid geen puntbron is maar een schijfje. Daarom flonkert Mars niet zoals een verre rode ster als Aldebaran.
Mars is een terrestrische planeet met een dunne atmosfeer. Het oppervlak is op sommige plekken net zoals dat van de Maanbezaaid met inslagkraters, terwijl op andere plaatsen, net zoals op de Aarde vulkanen, valleien, zandduinen en poolkappen voorkomen. Verder komen ook de rotatieperiode ("dag") en de wisselingen van de seizoenen op Mars overeen met de Aarde.
Voor de tijd van de ruimtevaart werd vaak gedacht dat er leven en vloeibaar water op Mars voorkwamen. Nadat in 1965 deruimtesonde Mariner 4 langs Mars vloog werd aangenomen dat geen van beide het geval kon zijn. In 2003 werd echter uitsluitsel hierover verleend door de ESAsonde Mars Express, die water in de vorm van waterdamp en ijs ontdekte.[1] In 2008 werd door deruimtesonde Phoenix vastgesteld dat er ook vloeibaar water op Mars aanwezig is.[2]
Mars heeft twee manenPhobos en Deimos, beide kleine onregelmatig gevormde objecten. Er is wel verondersteld dat deze twee manen door de zwaartekracht van Mars ingevangenplanetoïden zijn.

pluto.
(134340) Pluto is een in 1930 ontdekt hemellichaam in onszonnestelsel dat tot 24 augustus 2006 werd geclassificeerd alsplaneet en sindsdien als dwergplaneet. Op 13 september 2006kreeg Pluto ook een nummer in de catalogus van planetoïden; namelijk 134340. De dwergplaneet is vernoemd naar de Romeinse god van de onderwereldPluto.

saturnus.
Saturnus is van de zon af gerekend de zesde planeet in onszonnestelsel en op Jupiter na de grootste. Beide gasreuzen zijn zogenaamde 'buitenplaneten'. Saturnus is vernoemd naar deRomeinse god van de landbouw, Saturnus. Saturnus is al sinds de prehistorie bekend [1].

melkweg.
De Melkweg of het galactisch stelsel (van hetGriekse galaxias (γαλαξίας), of kyklos galaktikos = "melkcirkel") is de naam voor het spiraalvormige sterrenstelsel van gemiddelde grootte, waarin onszonnestelsel zich bevindt. Vanaf de Aarde zien we haar van binnenuit als lichtende band die de hemel omspant, mits het donker genoeg is. Doorlichtvervuiling is de Melkweg op sommige plaatsen moeilijk of niet meer te zien.

sterren.
Een ster is een bolvormig hemellichaam, bestaande uit lichtgevendplasma. Bij de meeste sterren is de druk en temperatuur van de inwendigegasconcentratie zo hoog dat er kernfusiereacties plaatsvinden. Daarbij worden enorme hoeveelheden energie geproduceerd die door de ster worden uitgezonden in verschillende golflengten. De belangrijkste golflengte is waarschijnlijk de spectrale band van het zichtbare licht. Ook de eindstadia van sterren, de witte dwergen en neutronensterren, waarin de kernfusie tot een einde is gekomen, worden tot de sterren gerekend.
De dichtstbijzijnde ster is voor ons de zon. Daarna volgt de ster Proxima Centauri.

de maan.
De Maan is de enige natuurlijke satelliet van de Aarde en is de op vijf na grootste maan van ons zonnestelsel. Ze wordt soms aangeduid met haar Latijnse naam Luna.
De meeste manen in het Zonnestelsel zijn erg klein, maar er zijn enkele grote, planeetachtige manen. Onze maan hoort daar ook bij. Hoewel er manen in het Zonnestelsel zijn die nog groter zijn dan onze maan (bijv. Ganymedes en Titan), worden de Aarde en de Maan wel als dubbelplaneet aangeduid, omdat de Maan in vergelijking met de Aarde niet zeer klein is: de massa van de Maan is 1/81 van die van de Aarde. Het gemeenschappelijk zwaartepuntwaar Aarde en Maan omheen draaien, ligt echter nog binnen de Aarde. Alleen bij de dwergplaneet Pluto en zijn maan Charon is de maan naar verhouding nóg groter, namelijk 1/8 van de planeetmassa, en ligt het gemeenschappelijk zwaartepunt buiten Pluto.

oerknal.
Oerknal of Big Bang is de populaire benaming van de kosmologische theoriedie op basis van de algemene relativiteitstheorie veronderstelt dat 13,7miljard jaar geleden het heelal ontstond uit een enorm heet punt (ca. 1028°C), met een oneindig grote dichtheid, ofwel een singulariteit. Tegelijkertijd met de oerknal zouden ruimte en tijd zijn ontstaan. De theorie is onder meer gebaseerd op de waarneming van het voortdurend uitdijende heelal, in het bijzonder de roodverschuiving van despectraallijn en van licht van verresterrenstelsels, het dopplereffect. De algemene relativiteitstheorie is op dit punt echter nog niet volledig, aangezien het idee van een oneindig grote dichtheid strijdig is met de fundamentele wetten van de natuurkunde.
De term 'Big Bang' werd voor het eerst door Fred Hoyle in 1950 gebruikt als een sarcastische aanduiding om zijn afkeer van de theorie tot uitdrukking te brengen. Hoyle was zelf voorstander van het concurrerende maar thans verlaten steady statemodel.

blauwe maan.
Als er twee keer in dezelfde maand een volle maan optreedt, wordt de tweede volle maan een blauwe maan genoemd. Dit verschijnsel komt ongeveer om de twee à drie jaar voor. Wat de 21e eeuw betreft zijn er zulke blauwe manen geweest in de maanden november 2001, juli 2004, juni 2007 en december 2009.
Ongeveer om de twintig jaar zijn er twee blauwe manen in een jaar. Die vallen dan in de maanden januari en maart, wanneer februari geen volle maan heeft. Voor het laatst gebeurde dit in 1999. In 2018 zal dit opnieuw het geval zijn.
De naam blauwe maan (in het Engels Blue Moon) had oorspronkelijk een andere betekenis en wordt in feite ten onrechte op de hierboven beschreven manier gebruikt, ten gevolge van een fout in het blad Sky and Telescope in 1946. In 1999 werd er in het zelfde blad een artikel aan deze fout gewijd.[3] Het is al lang gebruikelijk om de volle manen namen te geven die verwijzen naar een gebeurtenis of activiteit die rond die periode plaatsheeft, zoals de 'Harvest Moon' in de herfst. De namen van de volle manen hangen samen met hun plaats in het seizoen: de laatste volle maan van de winter bijvoorbeeld is de 'Lenten Moon' . In principe heeft ieder seizoen drie volle manen. Als er in een seizoen vier volle manen vallen, dan is zo de naam voor de laatste van de vier al vergeven en wordt de derde volle maan aangeduid als blauwe maan. Deze blauwe manen vallen altijd rond de 21ste van de maand februari, mei, augustus of november, en zijn dus heel andere dan de tweede volle maan in één kalendermaand.

maan verduistering.
Een maansverduistering doet zich voor wanneer de zon, de aarde en demaan op één lijn staan (met de aarde in het midden). Normaal weerkaatst de maan het licht van de zon naar de aarde, maar tijdens een maansverduistering staat de aarde in de weg en ontvangt de maan geen zonlicht: de maan bevindt zich in de schaduw van de aarde. Het zonlicht dat door de aardatmosfeer dringt is rood, wat een rode gloed op de verduisterde maan kan veroorzaken.
Een 'penumbrale' maansverduistering doet zich voor wanneer de maan door de bijschaduw van de aarde trekt (het met grijs aangegeven deel van de aardeschaduw) en niet door de kernschaduw. In dat geval is de volle maan wat minder helder. Een totale maansverduistering doet zich voor wanneer de maan wel door de kernschaduw (umbra) van de aarde trekt; als slechts een gedeelte van de maan door de umbra gaat, is er sprake van een gedeeltelijke maansverduistering.
Maansverduisteringen doen zich alleen voor tijdens volle maan, wanneer de maan tegenover de zon staat. Er doet zich echter niet tijdens elke volle maan een verduistering voor, omdat de baan van de maan ongeveer 5,1° helt ten opzichte van de ecliptica (het vlak waarin de aarde rond de zon draait). Hierdoor kan een maansverduistering alleen optreden als de maan zich in een "knoop" bevindt, één van de twee punten waar het baanvlak de ecliptica snijdt. Meestal gaat de baan onder of boven langs de schaduwkegel van de aarde.
In tegenstelling tot zonsverduisteringen, die in een klein gebied van de aarde te zien zijn, zijn maansverduisteringen waarneembaar vanaf elke plek waarvan men de maan kan waarnemen. Dit is op aarde, bij volle maan, dus vrijwel overal waar het nacht is. De verduistering vindt immers plaats op de maan zelf, die geen direct zonlicht ontvangt.
Tijdens een maansverduistering op aarde doet zich op de maan eenzonsverduistering voor: de aarde staat voor de zon. Dit verschijnsel is nog nooit door mensen waargenomen. Maar men neemt aan dat tijdens de verduistering de zwarte schijf van de aarde zichtbaar is omringd door een felle oranjerode circel die de rode kleur van de maan veroorzaakt.
De Oude Grieken concludeerden dat de aarde een bol was omdat tijdens maansverduisteringen de rand van de schaduw altijd rond was.

hemel bol.
In de astronomie en de navigatie is de hemelbol of hemelsfeer een denkbeeldige roterende bol met een gigantische straal die concentrisch is met de Aarde en tegen de achtergrond waarvan de hemellichamen worden waargenomen. Van alle voorwerpen in het heelal kan worden gedacht dat zij liggen op deze bol. Men spreekt over de hemelevenaar, zenit en nadir als respectievelijk de evenaar, denoordpool en de zuidpool van de hemelbol. Dit zijn de projecties van de evenaar, noordpool en zuidpool van de Aarde op de hemelbol.
Alleen het deel van de hemelbol dat boven de horizon uitkomt is zichtbaar, dit wordt de hemelkoepel genoemd. Door de draaiing van de aarde is dit steeds een ander deel, afhankelijk van de positie op de aarde kunnen sommige delen altijd zichtbaar zijn en sommige delen nooit.

satelliet foto's.
Satellietfoto's zijn foto's van de aarde gemaakt vanuit de ruimte door een kunstmatige satelliet. Ze zijn dus op een totaal andere wijze gemaakt danluchtfoto's die vooral vanuit het vliegtuig worden gemaakt.
De eerste satellietfoto's van de aarde zijn gemaakt op 1 april 1960, door de weersatelliet TIROS-I. De eerste satellietfoto van de maan is gemaakt op 6 oktober 1959 door de Russische satelliet LUNA-3, tijdens eenmaanmissie.
In 1972 is de Verenigde Staten het Landsat-programma begonnen, een groot programma om beelden van de aarde te verkrijgen, dat nog steeds loopt. Dit programma wordt uitgevoerd door de NASA. De satellietfoto's die de NASA heeft gemaakt zijn via internet verkrijgbaar. Naast de NASA maken tegenwoordig vele andere nationale of commerciële ruimtevaartorganisaties satellietfoto's van de aarde.

jupiter.
Jupiter is vanaf de zon gezien de vijfde en tevens grootste planeetvan ons zonnestelsel. Net als Saturnus is Jupiter een gasreus, hij beschikt dus niet over een vast oppervlak. Zoals de aardse planetenterrestrische planeten genoemd worden, worden gasreuzen ook welJoviaanse planeten genoemd. Deze naam is afkomstig van hetLatijnse Iovis, de genitivus van het woord Jupiter. Joviaans betekent vrij vertaald Jupiterachtig.
De planeet is vernoemd naar de Romeinse oppergod Jupiter.

zonnestelsel.
Het zonnestelsel bestaat uit de Zon en de hemellichamen die door dezwaartekracht aan de Zon gebonden zijn. De Zon is een klasse G2 ster met een diameter van 1,39 miljoen kilometer. De Zon neemt 99,86% van de massa in het zonnestelsel voor zijn rekening.




Mercurius.
Mercurius is de dichtst bij de zon staande en tevens kleinste planeet in ons zonnestelsel. De planeet is vernoemd naar de Romeinse god Mercurius vanwege de snelle draai om de zon. Net als de Aarde is het een terrestrische planeet met een vast oppervlak dat veel overeenkomsten vertoont met dat van de maan. Opmerkelijk is dat deze kleine planeet een vrij sterk magnetisch veld vertoont. Mercurius heeft geen manen.




uranus.
Uranus is de op twee na grootste en vanaf de Zon gezien de zevende planeet van onszonnestelsel. Deze ijsreus is vernoemd naar de god Uranus, ook wel Ouranous, de personificatie van de hemel, uit de Griekse mythologie.


neptunus.
Neptunus is vanaf de Zon gezien de achtste planeet van ons zonnestelsel. Neptunus is het verst van de Zon verwijderd van de acht huidige planeten. De planeet is vernoemd naar de Romeinse god van de zee.